
Jurisprudentie
BG3505
Datum uitspraak2008-11-04
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers01979/07 E
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers01979/07 E
Statusgepubliceerd
Indicatie
Middelen van cassatie. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven. Nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de HR door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437.2 Sv, zodat verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
Conclusie anoniem
Nr. 01979/07 E
Mr Jörg
Zitting 4 november 2008
Conclusie inzake:
[Verzoeker = verdachte]
1. Verzoeker is door het gerechtshof te Arnhem wegens overtreding van de Wet bodembescherming veroordeeld tot een geldboete van € 2000,00.
2. Namens verzoeker heeft F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3. Blijkens de toelichting klaagt het middel over 's hofs verwerping van het verweer dat de verkeerde rechtspersoon is gedagvaard.
4. De vraag rijst direct of hier wel gesproken kan worden van een middel van cassatie. De toelichting houdt weliswaar in dat de overweging van het hof onjuist is maar bevat verder een herhaling van feitelijkheden daarop neerkomende dat het Openbaar Ministerie de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard omdat volgens de verdediging [A] Holding B.V. had moeten worden gedagvaard. Uit de toelichting valt de grief op te maken dat niet naar de eigenaar, [betrokkene 1] is geluisterd, die zou hebben aangegeven dat [A] Holding B.V. en niet [verdachte] de kwade genius is. Dit is echter een grief die is gericht tegen een opvatting van de opsporings- en vervolgingsinstanties over het daderschap, terwijl het hof zich wel degelijk over de door de raadsman ter terechtzitting opgeworpen vraag heeft gebogen of de juiste rechtspersoon is gedagvaard. Waarom het oordeel van het hof niet juist zou zijn wordt in middel noch toelichting aangegeven. Wel worden op onnavolgbare wijze verschillende andere dingen opgeschreven. Reeds het middel, dat luidt:
"Het recht is geschonden, en/of naleving van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften is verzuimd, doordat het Gerechtshof heeft verklaard dat:
`- Bewezenverklaring:
Door wettige bewijsmiddelen, ...
... Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 2.000,- (tweeduizend euro)'"
Naar mijn mening voldoet het middel niet aan de eisen die aan een middel worden gesteld om te mogen gelden als een middel als bedoeld in art.437 Sv. Dat leidt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
5. Voor het geval Uw Raad van oordeel is dat hier wel gesproken kan worden over een middel van cassatie in de zin van art. 437 Sv, geef ik 's hofs beslissing zoals opgenomen in het arrest weer:
"De raadsman voert aan dat de verkeerde rechtspersoon is gedagvaard. De grond waar het in deze kwestie om gaat is namelijk eigendom van [A] Holding B.V.
Dit verweer wordt verworpen. Bij de vraag wie, welke rechtspersoon, als verdachte moest worden aangemerkt mocht het openbaar ministerie zich laten leiden door het feit dat, zoals uit het dossier blijkt, verdachte wel en [A] Holding B.V. geen werknemers in dienst heeft en dat verdachte opdracht heeft gegeven aan het milieu adviesbureau [B] tot het doen van indicatief bodemonderzoek naar de kwaliteit van de grond, terwijl van dergelijke bemoeienis met die grond van de holding niet is gebleken. Het 'Monsternemingsplan grond' van [B] vermeldt met zoveel woorden [verdachte] als opdrachtgever. Uit de brief van de Gemeente Oude IJsselstreek, verzenddatum 8 februari 2005, blijkt dat die gemeente [verdachte] in de grondkwestie verantwoordelijk hield en dat van die zijde of van de holding geen correctie is gekomen. Tegen die achtergrond behoefde het openbaar ministerie niet af te gaan op, laat staan zich te leiden door, de verklaring van [betrokkene 1], de verantwoordelijke persoon 'van beide zaken' ten overstaan van verbalisanten waarop het verweer berust omdat die verklaring geen eenduidige feiten behelst die dwingen tot de conclusie dat in weerwil van het vorenstaande de holding de strafrechtelijk verantwoordelijke rechtspersoon is en niet verdachte."
6. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat met het adres [a-straat 1] in [plaats] twee besloten vennootschappen staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, te weten [A] Holding B.V. en [verdachte] Beide vennootschappen hebben hetzelfde bestuur. Uit de bewijsmiddelen is voorts af te leiden dat in deze kwestie is opgetreden uit naam van [verdachte] 's Hofs verwerping van het verweer dat het OM slechts de rechtspersoon [A] Holding B.V. mocht dagvaarden getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is gelet op de bewijsmiddelen ook zeker niet onbegrijpelijk. Wie zich bedient van verschillende B.V.'s moet ze bij het dagelijks handelen zelf wel goed uit elkaar houden.
7. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
8. Deze conclusie strekt tot primair tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn ingestelde cassatieberoep en subsidiair tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Uitspraak
23 december 2008
Strafkamer
nr. 01979/07 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, van 19 februari 2007, nummer 21/00821-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, een
schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn ingestelde cassatieberoep en subsidiair tot verwerping van het beroep.
1.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de
Advocaat-Generaal.
2. Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
2.2. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 december 2008.